voor wie JA zegt         

tegen inspirerend en uitdagend onderwijs 

 

Wat voegt je schoolvisie toe aan de WPO?

“Het onderzoekskader 2017 (van de Inspectie van het Onderwijs) maakt helder onderscheid in basiskwaliteit - die verankerd is in de wet - en de eigen kwaliteitsambities van besturen en scholen. Voor deze eigen ambities vormt het schoolplan de basis.”

Het staat zo duidelijk beschreven in deze tekst van de onderwijs-inspectie. Basiskwaliteit verwijst naar wat in de wet staat. Dat is inderdaad wel een basis waarop je verder kunt bouwen. Die Wet op het Primair Onderwijs (WPO) is de voortzetting van de Wet op het Basisonderwijs die in 1985 van kracht werd, toen het kleuteronder-wijs en het lager onderwijs werden samengevoegd tot basisonder-wijs. Dat is per 1 augustus 2022 dus alweer 37 jaar geleden. In die wet staat daardoor ook al 37 jaar (in artikel 8):

1.    Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat de leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het wordt afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.

2.    Het onderwijs richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, en op het ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden.

Dit zijn dus niet de ambities die scholen en besturen als eigen ambities hoeven te kiezen, want dit behoort tot de basiskwaliteit. Om dit te kunnen waarmaken, is het hanteren van een leerstof-jaarklassensysteem en het volgen van klassikale methoden dus niet mogelijk. Daarmee belemmer je immers die ononderbroken ontwikkeling van alle leerlingen en stem je je onderwijs niet dagelijks af op de voortgang in hun individuele ontwikkeling. Veel leraren hebben geleerd dat het ononderbroken volgen van een (klassikale) methode een bewijs is van goed onderwijs. Dit was echter niet de bedoeling van de WPO...

In die WPO-tekst zit juist ook de sleutel naar een andere aanpak. Accepteren dat kinderen in allerlei opzichten verschillen en dat dit niet is te versimpelen tot 'goede', 'gemiddelde' en 'zwakke' leerlingen, of tot leerlingen die wel of niet 'verlengde instructie' nodig hebben, vraagt een andere kijk op de rol en de inrichting van onderwijs en op de rol die je als leraar daarbij hebt. Zolang die manieren van kijken niet veranderen, zal de aanwezigheid van al die verschillen bij leerlingen in de les, niet als kansen, maar als storingen ervaren blijven worden... 

Groeien naar vernieuwing en/of 
groeien in vernieuwing

Ik kies ervoor teamgerichte professionalisering te verbinden met schoolontwikkelingDoor die koppeling van teamontwikkeling aan schoolontwikkeling, wordt zo'n begeleidingstraject betekenisvol en contextgebonden. Dat leidt tot meer effect, ook op langere termijn. Bovendien benadrukt die invalshoek het grote belang van de gezamenlijke verantwoordelijkheid van een team voor die ononderbroken ontwikkeling van elke leerling.
Als je dat waar maakt, heb je geen Cito-toets nodig voor een onderbouwde verwijzing naar passend vervolgonderwijs. Wel zou het heel prettig en consequent zijn, als ook dat vervolgonderwijs gaat aansluiten op de ontwikkeling en talenten van elke leerling. Die zijn namelijk veel gevarieerder dan de tweedeling theoretisch en praktisch.

De schoolvisie van een 'traditionele vernieuwingsschool' of van een basisschool die zich wil ontwikkelen in de richting van onderwijs, dat recht doet aan de mogelijkheden en behoeften van alle kinderen, zal zijn gebaseerd op daarbij passende kernwaarden. 

De populatie en de omgeving van de school bepalen natuurlijk mede de te maken keuzes. Die eigen visie is dan richtinggevend voor de ontwikkeling als team. Het schoolplan (dat dan tevens het ontwikkelplan voor de realisatie van die visie is) beschrijft vervolgens hoe die zo gewenste ontwikkeling kan worden geconcretiseerd. Welke inzichten, kennis en vaardigheden vraagt dit van de teamleden? Deze aanpak geeft daardoor de beste garantie dat die visie op onderwijs een duurzaam en teambreed kenmerk van een school wordt en blijft.

Wil je als basisschool aspecten van jullie onderwijs versterken, verbeteren of veranderen? Volg dan in ieder geval het principe 'vorm volgt functie'. 
In alle gevallen is het goed dit te doen vanuit een doordenking van de betekenis en samenhang van de kernwaarden die dan  bepalend zijn voor het soort onderwijs dat je als team voor ogen hebt. 
Die kernwaarden, als samenhangende basis voor de onderwijs-ontwikkeling, gelden ook als criteria voor de aanschaf van passende materialen en hulpmiddelen (en/of het afschaffen van de tot dan toe gebruikte materialen).

Lang niet alles wat passend lijkt voor een van die kernwaarden, doorstaat de proef, als je ook die andere kernwaarden er langs legt. Zo zijn 'zelfstandigheid' en 'autonomie' van leerlingen niet bedoeld om onderlinge samenwerking te voorkomen.

Ik help jullie graag als 'kritische vriend', als nascholer en/of als praktijkcoach een eigen weg daarin te vinden. Mijn publicaties ondersteunen dit ook.

Vernieuwingsonderwijs bestaat al lang...

Vernieuwing van het onderwijs is niet iets van de afgelopen jaren. Honderd jaar geleden ontstond de reformpedagogiek. Deze nieuwe-schoolbeweging (‘La ligue Internationale pour l’Education Nouvelle’) ontstond in 1921 uit onvrede over het 19e eeuwse schoolsysteem, waarbij de inperking van individuele vrijheid leidde tot strakke discipline en regels.
Deze beweging, die is opgericht door de Engelse pedagoog Beatrice Ensor (1885-1974) en de Zwitserse pedagoog Adolphe Ferriere (1879-1960), werd ook wel de reformpedagogiek genoemd, omdat het ging om hervorming van de school. 

In 1927 sloot Peter Petersen zich aan bij deze beweging. Sinds 1923 was Peter Petersen hoogleraar in de opvoedkunde. Hij had daardoor de leiding over het pedagogisch seminarie en de universitaire oefenschool in het Oost-Duitse Jena.
Op verzoek van ouders uit de stad Jena en omgeving heeft Peter Petersen een universitaire oefenschool ingericht naar zijn vernieuwingsinzichten.
Van 1923 tot 1950 is Petersen in de Duitse stad Jena actief geweest en vanaf 1928 werkte zijn vrouw Else Petersen met hem samen. 

In Nederland begint in de jaren ‘50 van de vorige eeuw in Utrecht de eerste jenaplanschool. Suus Freudenthal zoekt goed onderwijs voor haar 3 zoons en haar dochter. Ze krijgt in 1952 min of meer toevallig een exemplaar van Petersens ‘Der kleine Jenaplan’ in handen. Dit boekje is in 1927 uitgedeeld op het vierde congres in Locarno. Zij weet Gerrit Hartemink te overtuigen van het concept. Hij is schoolleider van de NHL-school aan de Laan van Nieuw Guinea in Utrecht. Hij besluit de ideeën van Peter Petersen in de praktijk te brengen, met hulp van Suus Freudenthal. Deze school zou je kunnen bestempelen als de eerste jenaplanschool van Nederland. Daarna zijn veel scholen dit voorbeeld gevolgd. 

Maria Montessori werd geboren op 31 augustus 1870 in Italië, vlakbij Rome. Het gezin verhuisde naar Rome waar Maria ging studeren. Dat was in die tijd heel bijzonder: meisjes studeerden immers niet! In 1896 werd Maria Montessori de eerste vrouwelijke arts in Italië. Tussen 1898 en 1904 werkte ze met zeer moeilijk lerende kinderen. Zij kwam tot de overtuiging dat voor deze kinderen pedagogische zorg belangrijker was dan alleen medische zorg. Ze had succes met haar methode en paste deze ook met succes toe in het gewone onderwijs. Later ging ze psychologie en pedagogiek studeren. In 1907 stichtte zij haar eerste ‘Casa de Bambini’. Zij koos bewust voor het woord casa' (huis), en niet voor de term 'school'. Gebaseerd op de ervaringen in de omgang met kinderen, ontwikkelde Maria Montessori haar onderwijskundige methode. Door haar succes ontstond wereldwijde belangstelling voor haar onderwijs-kundige principes, die in montessorischolen worden toegepast. Vanaf 1911 concentreerde zij zich helemaal op de verdere uitwerking en verspreiding van haar pedagogische principes. Zij reisde over de hele wereld en vestigde zich uiteindelijk in Nederland. Zij schreef diverse werken en publicaties en gaf lezingen. Zij overleed in Noordwijk op 6 mei 1952.

De visie van Maria Montessori met betrekking tot opvoeding en onderwijs valt in één begrip te omschrijven: de 'zelfopvoeding' van en door kinderen, het 'pad tot onafhankelijkheid' (Montessori 1951). Montessori vindt dat het kind zichzelf leidt in zijn ontwikkeling naar de volwassenheid. 

Kort en goed zou je een montessorischool kunnen omschrijven als een school waar je veel kunt leren en waar ook de manier waarop dit gebeurt erg belangrijk is. In de traditie van vernieuwing, past voor montessorionderwijs steeds weer de vraag: 'Doen we de dingen goed, zoals wij ze doen?' In de praktijk betekent dit, dat je als team van een montessorischool de pedagogische motieven van Maria Montessori trouw blijft, maar er niet voor schroomt om -aanvullend- nieuwe elementen, die ook belangrijk zijn, toe te voegen. Dit moet wel zo gebeuren dat kinderen er zelfstandig mee aan de slag kunnen. 

Helen Parkhurst is vermoedelijk geboren op 8 maart 1886 in Durand,  Wisconsin. In 1905 behaalt ze een  elementaire  lesbevoegd-heid. Later studeert ze aan Wisconsin State Teachers College en studeert ze in Rome bij Maria Montessori. In 1943 krijgt ze de M.A. (Master of Arts) titel van Yale University.

Van 1905 tot 1913 werkt ze op verschillende lagere scholen. In haar eerste baan moest ze op een plattelandsschool in Waterville,  Wisconsin als enige lerares aan 45 leerlingen, in de leeftijd van 6 tot en met 16 jaar, lesgeven. Ze voert een individuele benadering in, waarbij de leerlingen werken aan taken, zelf keuzes maken en samenwerken met elkaar en met de onderwijsgevende. In 1910 en 1911 is zij als onderwijzeres verbonden aan een school in Tacoma, Washington. In deze jaren begint zij haar ideeën over een modernisering van het onderwijs uit te werken in wat zij dan het 'laboratory plan' gaat noemen. De klas moet een sociaal labora-torium zijn waar de leerlingen al experimenterend leren, waar veel wordt samengewerkt en waar de oudere leerlingen de jongere lesgeven. Daarna keert zij in 1912 terug naar Wisconsin om les te geven aan het Wisconsin Central State Teachers College.

In 1914 krijgt Parkhurst verlof om naar Rome te gaan voor een training van drie maanden bij Maria Montessori.
Als in 1915 Montessori naar Californië komt om daar haar methode op de wereldtentoonstelling in San Francisco te presenteren, treedt Parkhurst op als haar assistent. Tot 1918 is Parkhurst vervolgens de belangrijkste vertegenwoordiger van Montessori in de Verenigde Staten. Zelfs zet zij een Montessori Teachers Training School op. Daarna maakt Parkhurst zich gedeeltelijk los van Montessori om haar eigen weg te kunnen gaan.

In september 1919 start Parkhurst een eigen school in New York.
Al snel daarna brengt Parkhurst haar ideeën ook in praktijk op een school voor lichamelijk gehandicapte jongens (The Berkshire Cripple School) in de staat Massachusetts. Dit pakt zo goed uit dat haar vriendin Mrs. W. Murray Crane, bestuurslid en een belangrijke donateur van deze school, haar vraagt haar methode ook in te voeren in de Highschool voor jongens en meisjes in het stadje Dalton, Massachusetts. Dat gebeurt al in februari 1920. Door de experimenten op deze school krijgen de ideeën van Parkhurst de naam  Dalton Laboratory Plan.

Kort daarna bezoekt Miss Belle Rennie uit Londen de experimentele scholen van Parkhurst. Zij schrijft er een artikel over in de Times Educational Supplement. Al snel daarna vinden (speciaal in  Engeland) haar ideeën grotere weerklank. Wel stelt men in Engeland dat het woord 'laboratory' misverstanden oproept. Men stelt Parkhurst voor de naam van haar systeem te wijzigen in 'Parkhurst Plan'. Maar dat wil Parkhurst op haar beurt niet. Daarom kiest ze er voor om over het Dalton Plan te spreken. 

Onderwijs volgens het Dalton Plan (1922)
Citaten van Helen Parkhurst.pdf (121.72KB)
Onderwijs volgens het Dalton Plan (1922)
Citaten van Helen Parkhurst.pdf (121.72KB)
Dat doen wij anders, want wij zijn een daltonschool. (Mijn hoofdstuk in de bundel Perspectieven op Dalton (2018))
Dat doen wij anders.pdf (286.74KB)
Dat doen wij anders, want wij zijn een daltonschool. (Mijn hoofdstuk in de bundel Perspectieven op Dalton (2018))
Dat doen wij anders.pdf (286.74KB)

 in daltononderwijs de kern tot waarde maken

In dit boekje analyseer ik de vijf kernwaarden die de NDV als richtlijn voor de daltonscholen heeft vast-gesteld. De gebruikte formuleringen maken het niet zo vanzelfsprekend dat scholen, die zich hierop baseren, de traditionele inrichting van hun onder-wijs loslaten, om de bedoelingen van Helen Parkhurst echt tot hun recht te laten komen in onze tijd. 

Ik heb daarom dit boekje geschreven, zodat wie op een daltonschool werkt, zich deze andere invalshoek nog wat beter bewust kan worden.

Eind januari 2023 is de 2e editie verschenen, waarin ik nog een hoofdstukje met voorbeelden uit de vakinhouden taal en rekenen heb toegevoegd. Hiermee worden de consequenties van die kernwaarden nog wat duidelijker.

Het boekje heeft nu ook een isbn-code:  9789403689012.